Een Franse kabinet kaart met albuminedruk van Bassin de Latone met werkende fonteinen en bezoekers in het Parc du Palais De Versailles. Deze foto maakt deel uit van een serie kabinet kaarten over de bezienswaardigheden in Parijs. Omstreeks 1870/80.
16,2 X 10,3 cm. Fotograaf onbekend. Collectie FMS.
Duidelijk is op deze microfoto te zien dat
de barietlaag ontbreekt waardoor de
papiervezels te zien zijn.
Vergroting 25X. © mennosabel.eu
Albumine papier 1850-1910
Het was de Fransman L.D. Blanquart-Evrard die het albuminepapier in 1850 uitvond. Het procedé ging als volgt. Het eiwit, dat in kippeneieren zit, werd gescheiden van het eigeel. Dat laagje eiwit (de feitelijke albumine) werd vervolgens bestreken op watervast, dun kwaliteitspapier. Albumine diende als bindmiddel voor de lichtgevoelige emulsie. Bij de albumine werd keukenzout toegevoegd en vervolgens werd het papier gesensibiliseerd met zilvernitraat. Na het sensibiliseren ontstaat in de albumine het lichtgevoelige zout, zilverchloride (AgCl.) Bijna gelijktijdig met het albumine papier werd in 1851 in Groot Brittannië door Frederick Scott Archer het collodiumnegatief uitgevonden. Dit fotografisch procedé en het albumine papier leken voor elkaar gemaakt. Het papier werd in contact gebracht met het collodium negatief en belichten gebeurde buiten bij daglicht. Ontwikkelen was bij dit papier niet nodig omdat het beeld tijdens het belichten opkwam. De fotograaf moest na de belichting het papier alleen nog maar fixeren en spoelen. In combinatie met het collodium negatief was de albuminedruk scherper en contrastrijker dan de zoutdruk, die voor de uitvinding van het albumine procedé gangbaar was. Albuminedrukken glanzen, hebben een goede densiteit en zijn bruin van kleur. Soms werden de albuminedrukken in een goudchloride bad getoond waardoor het oorspronkelijke bruine beeld meer chocolade bruin werd. Het papier heeft ook de neiging na het drogen om te gaan krullen. Dit werd opgelost door het papier op karton te plakken. Mede door deze oplossing is de Carte De Visite ontstaan die ruim 50 jaar zeer populair is geweest. De albuminedruk werd niet alleen gebruikt als Carte de Visite maar ook als stereotissue, semi-emaille en crystoleum. De laatste is een transparante , subtiel ingekleurde albuminedruk achter gebogen glas. Daarachter weer een gebogen glas waarop grof verf is aangebracht en vervolgens afgesloten met afdekkarton. Dit geheel gaf een ruimtelijke werking. In tegenstelling tot de latere gebariteerde fotopapieren zoals de daglichtcollodiumzilverdruk (DCZ), de daglichtgelatinedruk (DGZ) en de ontwikkelgelatinedruk (OGZ) heeft de albuminedruk geen barietlaag. Hierdoor is met een microscoop de papiervezel duidelijk te zien waarop de albumine is bestreken. Tot 1880 bleef het albumine papier algemeen in gebruik maar toen de productie op grote schaal op gang kwam van de nieuwe gebariteerde papieren verdween de albumine druk langzaam van de markt. Na 1910 komt de albumine druk nauwelijks nog voor.